Wanneer ouders uit elkaar gaan, zal dat meestal als gevolg hebben dat de kinderen bij een van de ouders hun hoofdverblijfplaats zullen hebben. De ouder bij wie de kinderen niet de hoofdverblijfplaats hebben, zal in de regel een omgangsregeling met de kinderen hebben. Heeft de ouder bij wie de kinderen de hoofdverblijfplaats hebben toestemming nodig van de andere ouder om met de kinderen te verhuizen?
Vrije keuze om te verhuizen is begrensd
Indien de ouder bij wie de kinderen niet de hoofdverblijfplaats hebben, stel de vader, het niet eens is met de voorgenomen verhuizing van de moeder, is de vrije keuze van de moeder om te verhuizen begrensd.
Dat geldt zeker als de ouders allebei het gezamenlijke gezag hebben. In dat geval kan een dergelijk geschil over de voorgenomen verhuizing ingevolge het bepaalde in artikel 1:253a BW aan de rechtbank worden voorgelegd. Artikel 1:253a BW betreft de geschillenregeling voor ouders die het gezamenlijke gezag hebben. Ook kan de kort geding rechter om een oordeel worden gevraagd, met name wanneer er sprake is van een spoedeisend belang.
Op verzoek van de ouder bij wie de minderjarigen hoofdverblijf hebben, kan de rechtbank dan onder meer bepalen dat deze ouder gerechtigd is te verhuizen. De rechter kan de verhuizing echter ook verbieden.
Welke omstandigheden zijn voor de rechter van belang?
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Conform vaste rechtspraak dient de rechter bij zijn beslissing in dergelijke geschillen alle omstandigheden van het geval in acht te nemen, wat er in voorkomend geval ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen.
Uit de rechtspraak volgt dat onder meer de volgende omstandigheden van belang kunnen zijn:
1. het recht en belang voor de verhuizende ouder om te verhuizen en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten;
2. de noodzaak om te verhuizen;
3. de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
4. de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
5. de mate waarin partijen in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
6. de rechten van de andere ouder en de minderjarige op contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
7. de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
8. de extra kosten van de omgang na de verhuizing;
9. de belangen van de minderjarige, zijn leeftijd en de mate waarin hij geworteld is in zijn omgeving of juist gewend is aan verhuizingen.
Beschikking van 18 september 2014 van het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch
Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft in een beschikking van 18 september 2014 (vindplaats: ECLI:NL:GHSHE:2014:3811) voorgaande nogmaals overwogen, dit in lijn met eerdere rechtspraak.
In die beschikking wees de rechter het verzoek van de moeder om met de zoon van partijen te mogen verhuizen af.
De rechter behandelde eerst het belang van de moeder bij het verzoek te verhuizen. De rechter oordeelde dat het belang van de moeder enkel was gelegen in het feit dat zij ongelukkig was in haar huidige woonplaats in het Brabantse, daar niet kon aarden en om die reden naar de stad wilde verhuizen. Volgens de rechter waren deze redenen echter subjectieve redenen en was er geen sprake van een objectieve dringende noodzaak om te verhuizen. Daarbij speelde mee dat de moeder vanwege de aard van haar beroep vanuit huis kon werken, voor haar werk dus niet plaatsgebonden was en bovendien een Ziektewet-uitkering ontving.
Na behandeling van het belang van de moeder ging het Hof kort in op het belang van de vader. Dat belang was gelegen in het onverminderd kunnen hebben van contact met zijn zoon en dat hij als ouder invulling zou kunnen blijven geven aan zijn ouderschap.
Uiteindelijk gaat het Hof nog in op het belang van de zoon van partijen. Die zoon had er volgens het Hof belang bij om in zijn woonplaats te blijven wonen. Hij was daar geboren, hij ging daar sinds oktober 2013 naar school en hij had zijn sociale contacten in die woonplaats en omgeving, zoals vriendjes en zijn grootouders vaderszijde.
Het Hof overweegt dat een verhuizing voor de zoon grote veranderingen met zich meebrengt, waaronder een minder intensief contact met zijn vader en grootouders, waarmee hij ook doordeweeks contact had. Het Hof acht daarbij van belang dat de zoon als gevolg van de echtscheiding al heel veel veranderingen heeft moeten meemaken en dat nog meer veranderingen niet in het belang van de zoon zijn.
Onze advocaten in Almere helpen u graag!
Heeft u naar aanleiding van dit artikel vragen? Neemt u dan gerust met mr. W.F. Wienen, advocaat in Almere, contact op.