Iemand die werkloos is, heeft recht op een WW-uitkering. Daarvoor moet wel aan een aantal vereisten worden voldaan, waaronder de zogeheten referte-eisen. Deze eisen staan in de Werkloosheidswet.
De referte-eis bestaat uit een wekeneis en een jareneis.
De wekeneis
In de eerste plaats geldt als eis dat de persoon die werkloos is in 36 kalenderweken onmiddellijk voorafgaand aan de eerste dag van werkloosheid ten minste 26 kalenderweken moet hebben gewerkt.
Indien aan deze eis is voldaan, heeft de werknemer, die voor de Werkloosheidswet als werkloos wordt aangemerkt en dus ook aan de andere eisen die in de Werkloosheidswet worden gesteld voldoet, recht op een WW-uitkering voor de duur van drie maanden.
De jareneis
De duur van de WW-uitkering kan meer zijn dan die basisduur van drie maanden. Daarvoor moet aan een tweede eis worden voldaan. Die eis houdt in dat de werknemer in de periode van vijf kalenderjaren onmiddellijk voorafgaande aan het kalenderjaar waarin zijn eerste werkloosheidsdag is gelegen, in tenminste vier kalenderjaren over 52 of meer dagen per kalenderjaar loon moet hebben ontvangen respectievelijk over 208 of meer uren per kalenderjaar loon moet hebben ontvangen, waarbij voor 1 januari 2013 52 of meer dagen bepalend is en vanaf 1 januari 2013 208 of meer uren.
Indien de werkloze persoon ook aan deze tweede eis voldoet, wordt de duur van zijn basisuitkeringsduur van drie maanden verlengd met met een maand voor ieder volledig kalenderjaar dat het arbeidsverleden de duur van drie kalenderjaren overstijgt, met dien verstande dat de totale uitkeringsduur maximaal 38 maanden bedraagt. Met ingang van 1 januari 2016 wordt de maximale duur van de WW-uitkering stapsgewijs teruggebracht naar maximaal 24 maanden.