Op het moment dat u een bijstandsuitkering aanvraagt, gelden er voor u een aantal verplichtingen. Een van deze verplichtingen is de zogenaamde inlichtingenplicht.
Artikel 17 lid 1 Participatiewet: inlichtingenplicht
Blijkens artikel 17 lid 1 van de Participatiewet houdt deze inlichtingenplicht in dat u op verzoek dan wel onverwijld uit eigen beweging aan de gemeente mededeling doet van alle feiten en omstandigheden waarvan u redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat die van invloed kunnen zijn op uw recht op bijstand.
Voor de beoordeling van de vraag of u recht heeft op een bijstandsuitkering, is uw financiële situatie als vanzelfsprekend van essentieel belang. Vandaar de inlichtingenplicht.
U bent om die reden dus verplicht alle voor een goede beoordeling van de aanvraag vereiste gegevens aan de gemeente te verstrekken.
Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep is de gemeente bij het onderzoek naar het recht op bijstand ook bevoegd om gegevens van u te vragen die betrekking hebben op uw financiële situatie over de periode die onmiddellijk voorafgaat aan de datum met ingang waarvan bijstand wordt gevraagd. Dit betekent dat de gemeente u kan verplichten om inlichtingen te verstrekken over de periode voorafgaand aan de aanvraag bijstandsuitkering.
Zo kan de gemeente u vragen aan te tonen hoe u in de voorgaande maanden de vaste lasten van uw woning heeft betaald en op het moment van de aanvraag betaalt of hoe u voorafgaand aan uw bijstandsaanvraag in uw levensonderhoud heeft voorzien.
Artikel 4:5 Awb
Artikel 4:5 van de Awb (Algemene Wet Bestuursrecht) bepaalt dat de gemeente kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de door u verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag voor een bijstandsuitkering.
Voordat de gemeente echter overgaat tot het besluit de aanvraag niet te behandelen, moet de gemeente u een termijn geven waarbinnen u alsnog de gevraagde gegevens en bescheiden mag aanleveren en waarbinnen u dus alsnog aan uw inlichtingenplicht kan voldoen.
Op basis van artikel 4:5 Awb kan de gemeente besluiten de aanvraag buiten behandeling te stellen, de gemeente kan echter ook besluiten de aanvraag inhoudelijk te behandelen.
Slechts als sprake is van een “onvolledige of ongenoegzame aanvraag”, mag de gemeente besluiten de aanvraag niet te behandelen.
Van een onvolledige of ongenoegzame aanvraag is bijvoorbeeld sprake als u aan de Gemeente niet die gegevens en bescheiden heeft verstrekt, die nodig zijn voor de beslissing en waarover u bovendien redelijkerwijs de beschikking kunt krijgen.
De gemeente mag dus niet zonder meer besluiten uw aanvraag niet te behandelen wanneer u niet voldoet aan een verzoek van de gemeente om stukken en bescheiden de verstrekken.
Een voorbeeld:
X doet op 21 augustus 2012 een aanvraag voor een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande. X wordt uitgenodigd voor een gesprek en hem wordt per brief medegedeeld dat hij bepaalde stukken mee moet nemen naar dit gesprek. X neemt de stukken niet mee. Van de gemeente krijgt hij een termijn om de stukken alsnog aan te leveren. Naar aanleiding van de wel door X aangeleverde stukken heeft de gemeente aan X verzocht om aanvullende stukken. X wordt nogmaals uitgenodigd voor een gesprek en om aanvullende stukken te verstrekken. X verstrekt deze stukken wederom niet aan de gemeente. Vervolgens stelt de gemeente de aanvraag op grond van artikel 4:5 Awb buiten behandeling.
Uiteindelijk dient X hoger beroep in bij de Centrale Raad van Beroep. X stelt zich op het standpunt dat hij alle beschikbare informatie heeft overgelegd en dat de gemeente op grond daarvan het recht op bijstand had kunnen en moeten vaststellen. Daarbij is onduidelijk op grond van welke ontbrekende gegevens de aanvraag buiten behandeling is gesteld.
De Centrale Raad van Beroep stelt X in het gelijk. Volgens de Centrale Raad van Beroep blijkt uit het bestreden besluit en de daaraan ten grondslag liggende rapportage dat de gemeente de door X verstrekte gegevens heeft beoordeeld en tot de conclusie is gekomen dat deze onvoldoende waren om tot een inzicht in zijn financiële situatie te komen. Volgens de Centrale Raad van Beroep ligt in deze motivering besloten dat op de aanvraag van X wel inhoudelijk kon worden behandeld. Dat had de gemeente dan ook moeten doen. De gemeente had de aanvraag niet buiten behandeling mogen stellen. De gemeente mag in een dergelijk geval niet oordelen dat onvoldoende gegevens zijn verstrekt om een goede beoordeling van de aanvraag mogelijk te maken (Bron: ECLI:NL:CRVB:2015:312). Met andere woorden: de gemeente moest op grond van de reeds door X verstrekte gegevens de aanvraag wel behandelen. Dat betekent niet dat de gemeente de aanvraag ook moet toewijzen. De gemeente kan de bijstand weigeren als zij bij de behandeling van de aanvraag tot de conclusie komt dat er onvoldoende controleerbare en verifieerbare informatie is verstrekt over de wijze waarop de aanvrager de periode voorafgaand aan de aanvraag in zijn levensonderhoud heeft voorzien. Zo was er in de situatie van de heer X sprake van de ontvangst van contante gelden waarvan niet duidelijk was hoe X deze contante gelden verkreeg. X gaf aan dat familieleden hem deze gelden hadden geleend, maar die enkele verklaring vond ook de Centrale Raad van Beroep onvoldoende.
De gemeente dient u voorlichting te geven over wat de inlichtingenplicht voor u precies inhoudt. De gemeente dient hierbij voldoende specifiek te zijn. U moet namelijk wel weten welke informatie u precies aan de gemeente dient te verstrekken. Is de gemeente niet voldoende duidelijk over welke gegevens en bescheiden u dient te verstrekken, dan kan het zijn dat u geen verwijt valt te maken van de onvolledige of onjuiste informatieverstrekking en dat de gemeente u dus ten onrechte geen bijstandsuitkering verleend dan wel ten onrechte uw aanvraag buiten behandeling stelt. U doet er dan verstandig aan met een van onze advocaten in Almere contact op te nemen.
Verklaringen familieleden zijn niet voldoende
In de voornoemde uitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt een belangrijk aspect van de inlichtingenplicht over de periode voorafgaand aan de aanvraag belicht.
X heeft bij de aanvraag namelijk verklaringen van familieleden verstrekt, inhoudende dat hij geld van familieleden ontving waarmee hij de kosten van zijn levensonderhoud heeft kunnen voldoen.
De Centrale Raad van Beroep is van oordeel dat de verklaringen onvoldoende zijn. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat verklaringen van vrienden en familieleden niet voldoende concreet en verifieerbaar zijn.
Indien u dus zonder inkomen komt te zitten en u een aanvraag voor een bijstandsuitkering zult moeten indienen, dan is het belangrijk om alvast rekening te houden met het feit dat u uw uitgaven en inkomsten aan de gemeente zult moeten verklaren met concrete en verifieerbare stukken, ook over de periode voorafgaand uw aanvraag.
Als vrienden en familieleden u geld lenen om de periode tussen de aanvraag en het krijgen van uw bijstandsuitkering te overbruggen, is het van groot belang dat u aan de gemeente dus ook inzichtelijk kunt maken dat het geld dat u heeft gekregen van familieleden en vrienden van hen afkomstig is. Van een contant ontvangen geldbedrag is het bijna onmogelijk om inzichtelijk te maken van wie dat bedrag is ontvangen en dat kan bij de aanvraag voor een bijstandsuitkering dus een probleem opleveren.
Onze advocaten in Almere staan u graag te woord
Indien u na het lezen van dit artikel vragen heeft of juridisch advies nodig heeft, neemt u dan gerust met één van onze advocaten in Almere contact op.